De tarieven van de retributie gevestigd op het afleveren van vergunningen tot het exploiteren van een taxidienst worden vastgelegd voor de periode 2026-2031 en dat in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 8 november 2019 betreffende de exploitatievoorwaarden voor het individueel bezoldigd personenvervoer.
Gelet op de gecoördineerde Grondwet, artikel 41, 162 en 173;
Gelet op het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad voor Vlaanderen en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 29 maart 2019 betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2019 betreffende de exploitatievoorwaarden voor het individueel bezoldigd personenvervoer;
Overwegende dat de gemeente bevoegd is voor het afleveren van de vergunningen voor taxidiensten en voor de controle op de afgeleverde vergunningen;
Overwegende dat het besluit van 8 november 2019 een gemeentelijke retributie op afgifte van vergunningen voor de exploitatie van taxidiensten oplegt;
Overwegende dat het besluit van 8 november 2019 niet langer spreekt van een belasting maar van een retributie;
Overwegende dat voor de nieuwe vergunningen het onderscheid inzake retributie tussen de exploitatie van taxidiensten en de exploitatie van diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder vervalt;
Overwegende dat het decreet van 20 april 2001 van toepassing blijft op de lopende vergunningen;
Overwegende dat de ontvangsten zullen voorzien worden in het meerjarenplan 2026-2031;
Artikel 1
Er wordt met ingang van 1 januari 2026 en eindigend op 31 december 2031, een retributie gevestigd op het afleveren van vergunningen tot het exploiteren van een taxidienst;
Artikel 2
De retributie is verschuldigd door elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, die houder is van een vergunning voor de exploitatie van een taxidienst;
Artikel 3
De retributie wordt vastgesteld op:
Artikel 4
Een bijkomende retributie wordt vastgesteld op 75 euro per jaar en per in de akte van de vergunning vermeld voertuig ten laste van de exploitanten van de taxidiensten zonder standplaats op de openbare weg maar waarvan de voertuigen voorzien zijn van radiotelefonie;
Artikel 5
De bedragen van de retributies vermeld in artikel 3 en 4 worden op 1 januari van elk jaar aangepast volgens de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen (basis = indexcijfer van de maand december 2019);
Artikel 6
De retributie is verschuldigd door de vergunninghouder en dat voor de hele looptijd van de vergunning, onafhankelijk van het moment waarop de vergunning afgegeven werd. De vergunninghouder is de eerste jaarlijkse retributie verschuldigd op het ogenblik van de afgifte van de vergunning en nadien telkens op 1 januari van het kalenderjaar;
Artikel 7
De vermindering van het aantal voertuigen of de opschorting van de exploitatie met één of meer voertuigen geeft geen aanleiding tot teruggave van de retributie. Dit geldt eveneens voor de opschorting of de intrekking van een vergunning of het buiten werking stellen van één of meer voertuigen voor welke reden dan ook;
Artikel 8
De retributie wordt het eerste jaar geïnd bij de uitreiking van de vergunning of de bestuurderspas. De volgende jaren wordt de retributie geïnd bij wege van een factuur opgemaakt door de gemeentelijke diensten;
Artikel 9
Bij gebrek aan betaling in der minne zal de retributie ingevorderd worden volgens de modaliteiten bepaald in artikel 177 van het decreet over het lokaal bestuur voor wat betreft het niet betwiste gedeelte. De retributie zal burgerrechtelijk ingevorderd worden voor wat betreft het betwiste gedeelte;
Artikel 10
Dit besluit wordt overeenkomstig artikel 286 van het decreet over het lokaal bestuur afgekondigd en bekendgemaakt.